Wijn komt het mooist tot z’n recht wanneer u ‘m op de juiste temperatuur drinkt. ‘Wit uit de koelkast, rood op kamertemperatuur’ is een bekende vuistregel, maar gaat niet altijd op. En wat wordt eigenlijk bedoeld met kamertemperatuur? Ontdek hier de fijne kneepjes van het koelen van wijn. Zo gaat u simpel en snel voor de perfecte wijnbeleving.
Of-ie nu te warm of te koud geserveerd wordt, in beide gevallen mist u precies de essentie van uw met zorg uitgekozen wijn. Te koud geserveerd betekent het verlies van de onderscheidende geuren en smaken. Te warm zorgt ervoor dat de wijn log en alcoholisch overkomt. Toch kunt u een wijn beter altijd iets te koud dan te warm serveren. In het glas zal de wijn vaak vrij snel opwarmen, zeker op een zonnige dag of in een warme huiskamer. U kunt het opwarmen bovendien nog iets versnellen door de kelk in uw hand te houden.
Om uw wijn te koelen, zijn er verschillende opties. De simpelste methode is om de wijn van tevoren in de koelkast te leggen. Mocht u een wijn snel willen koelen, dan is een kwartiertje in de vriezer ook altijd een optie. Het is dan wel belangrijk om niet te vergeten de fles eruit te halen. Ook een ijsemmer, gevuld met gelijke delen water en ijs, is een goede mogelijkheid.
Om de wijn vervolgens koel te houden, kunt u ‘m terugplaatsen in de koelkast, of in een wijnkoeler of ijsemmer. Ook kunt u een zogenaamde ‘sleeve’ om de fles doen. Deze sleeve bewaart u in de vriezer, zodat-ie goed koud is op het moment van gebruik.
Hieronder vindt u de optimale serveertemperatuur per type wijn met een korte uitleg. Op zoek naar een snel antwoord? Bekijk dan de overzichtstabel onderaan de pagina.
De perfecte temperatuur voor de meeste mousserende wijnen, zoals Champagne, Prosecco of Cava, is 6-10 °C. Serveer ‘m niet kouder dan dat, want dan gaan de smaken verloren en bruist de wijn minder. Let op: voor gerijpte bubbels, vintage (rosé) Champagne en prestigecuvées geldt – vanwege de rijke, complexe smaken – een hogere schenktemperatuur van 12-14 °C.
Aromatische witte wijnen, zoals Riesling of Sauvignon Blanc, mogen goed koud geserveerd worden, op zo’n 7-9 °C. Dit zorgt voor een knisperend frisse smaak. Leg de wijn zo’n 45 minuten in de koelkast om deze temperatuur te bereiken.
Vollere witte wijnen met eikenhoutrijping, zoals Chardonnay of witte Rhône, mogen iets warmer geserveerd worden dan aromatische witte wijnen, op zo’n 10-13 °C. Bij te koele temperatuur gaat er teveel van de rijke smaken verloren. Leg dit type wijn 20-30 minuten in de koelkast voordat u ‘m opent.
Voor frisse, lichte, fruitige stijlen rosé geldt een serveertemperatuur van 8-10 °C. Voor vollere rosés met meer structuur en misschien zelfs wat eikenrijping kunt u een iets hogere temperatuur aanhouden van 10-13 °C.
Voor lichte, fruitige rode wijnen – zoals Bardolino, Gamay of Pinot Noir – geldt dat ze licht gekoeld het best tot hun recht komen, op ongeveer 12-14 °C. Hierdoor smaakt dit type wijn heerlijk levendig, sappig en doordrinkbaar. U kunt ook lichte rode wijn prima 20-30 minuten in de koelkast leggen.
Vol en krachtig rood kunt u het best op kamertemperatuur serveren. Maar met kamertemperatuur wordt – als het om wijn gaat – niet per se de temperatuur van de gemiddelde Nederlandse huiskamer bedoeld, maar 15-18 °C. Hou de onderkant aan voor gemiddelde, soepele rode wijnen, de bovenkant voor echt stevig rood.
De meeste zoete wijnen – zoals Sauternes, PX of muskaatwijnen– kunt u het best ijskoud serveren, zo tussen 6 en 8 °C. Dit zorgt ervoor dat dessertwijnen niet te plakkerig zoet, log en alcoholisch overkomen. Voor Port gelden iets hogere serveertemperaturen: 10-12 ˚C voor wit, 12-14 ˚C voor Tawny en 16-18 ˚C voor Ruby en Vintage.
In onderstaand overzicht vindt u de perfecte serveertemperatuur voor ieder type wijn.
Wijn |
Serveertemperatuur |
Mousserend |
6-10 °C |
Aromatisch wit |
7-9 °C |
Vol wit met eiken |
10-13 °C |
Rosé |
8-13 °C |
Sappig, fruitig rood |
12-14 °C |
Vol & soepel tot krachtig, eikengerijpt rood |
15-18 °C |
Zoete wijn |
6-8 °C |
Port |
10-18 °C |